woensdag 29 oktober 2008

De slang in het paradijs . . .

blijkt een adder.
Onder het gras.

Deze dinsdag meld ik me om 9 uur op het adres van de voedselbank.
Twee gepensioneerde heren en een jonge vrouw van een jaar of dertig heten me welkom en ze zijn alle drie hartstikke aardig.

Eén van de senioren, Paolo, neemt me mee naar het 'magazijn', waar we ingezameld eten gaan controleren.
"Alles gaat hier in een rustig tempo," zegt Paolo, die al ploeterend met zijn leesbril, op en af en weer op, zich een ware meester toont in het vinden van de houdbaarheidsdatum op de verschillende flessen olijfolie en pakken pasta en zakken rijst, "maar ik ben dan ook 75, dus ècht druk maak ik me meestal niet."
Hij ziet er veel jonger uit en dat zeg ik hem ook en op dezelfde keuveltoon vraagt hij bij welke kerk ik hoor.
Ik zeg dat ik niet kerks ben.
"Tja, niet praktiserend zijn we soms een tijdje", zegt hij begrijpend, "maar bij welke kerk bent u gedoopt?"
"Gedoopt ben ik ook niet."
Er klinkt achterdocht in zijn stem: "U bent niet gedoopt? Bedoelt u dat u niet religieus bent opgevoed, of bent u op latere leeftijd gedoopt ?"

Nou ben ik mijn hele leven al atheïst en ik weet, dat gelovigen ontzet kunnen reageren op een niet-gelovige, soms ronduit vijandig.
En ik weet ook echt uit ervaring, dat het woord 'atheïst' als een rode lap op een stier kan werken, dus dat woord vermijd ik meestal. Maar veel verder wil ik mijn aanpassing niet laten gaan en zomaar de gelovige uithangen of ietsist spelen, is dus geen optie.
Naar waarheid zeg ik: "Geenszins, ik geloof namelijk niet."
In één klap zie ik die arme Paolo vijf jaar ouder worden en ik begrijp, dat dit niet de goede manier is om vrienden te maken hier.
"Nou, daarover wil ik nog wel eens met u van mening wisselen," zegt Paolo-De-Oude.

De sfeer is verknald. Toch jammer.
Deze aardige mensen, die veel moeite doen om mij hier thuis te laten voelen, zijn mijn enige mogelijkheid tot sociaal contact.
Ik heb hier in het afgelopen uurtje al meer gesprek gevoerd, meer Italiaans geleerd en meer mensendingen gedaan, dan in de afgelopen 16 maanden bij elkaar.

Gelukkig komt er iemand het magazijn binnen wandelen om ons te helpen.
Hij heet Nicolo en blijkt een joviaal broekie van 68, die van je en jij doet, iets wat ik absoluut niet gewend ben in het formele Italië. Voor de zekerheid vraag ik hem of we tutoyeren en Nicolo spreekt: "Zelfs tegen God zeggen we toch je? En die is de hoogste, dus de mensen ga ik dan zéker niet met u aanspreken. Niemand.
Als je je niet beledigd voelt, tenminste."

Beledigd ? Het tegendeel, ik voel me als in een warm badje.

Paolo en Nicolo blijken alle twee te weten dat ik gedetineerd ben, maar reppen er met geen woord over. Ik merk het alleen, als ze me vragen of ik tot 12 uur kan blijven werken en of er restricties zijn aan hoe ik terug naar huis ga.
Wat een aardige mensen. Ze maken afspraken met me over wat voor werk we morgen gaan doen en ik voel me zowat weer mens . .

Geen opmerkingen: