woensdag 12 november 2008

Karmapunten

Op de administratie van het centrum voor solidariteit zit ik envelopjes dicht te plakken en mijn chef zit tegenover me aan de telefoon iemand te overtuigen om wèl te doen.
Ik weet niet wàt ze zit te bietsen, tijd of geld, maar de overreding, die zij in de strijd gooit, gaat ongeveer als volgt:
Als je wèl doet, dan help je iemand en dat ziet god en voor goeie acties krijg je bonuspunten.
Er worden dus twee mensen beter van je daad: de persoon voor wie jij wèl doet en jij zelf, maar jij eigenlijk het meest, want wat god ziet, is het belangrijkst.
Wel doen is dus nog het meest profijtelijk voor de weldoener.

De ondertoon, die ik hierin beluister, is: Als je nu niet meewerkt, ziet god dat ook en dan ben je dus zwaar de lul.
Maar dit is waarschijnlijk slechts de vrucht van mijn perverse zondaressebrein.

In het Boeddhistische klooster waar ik in 1988 een maand opleiding mocht genieten, werd goed doen als volgt verklaard: Als je goed doet, verbetert je karma en dat is handig voor de toekomst.
Bovendien levert het je een betere uitgangspositie op, als je reïncarneert.

Persoonlijk denk ik, dat goed doen meer te maken heeft met iemand anders niet willen laten verrekken en dat zit in onze hersens. Zo zijn we gemaakt.
Spiegelneuronen in ons brein zorgen ervoor dat we meevoelen (empathie) en dat hebben veel primaten en ook sommige andere diersoorten.

Ingewikkelde verhalen over profijt-denken hoeven ons handelen niet te verdedigen: we kunnen gewoon niet anders. Zo zitten we in elkaar en als we iemand tòch laten creperen, zijn we tegennatuurlijk bezig.

Nou ga ik dit de wereld maar even vertellen, want anders wordt het nooit wat met ons.

Geen opmerkingen: